Brief aan Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en aan de Minister van Defensie

Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Minister van Defensie

Excellenties,

Het is tegen de regels als wordt doorgespeeld nadat de scheidsrechter heeft afgefloten, of als wordt doorgevochten na het einde van een oorlog.

Niettemin is dat de indruk die bij onze Vereniging ontstaat nu de Raad van State de achterliggende maand de strijd die onze Vereniging als representatieve vereniging in de zin van het Verdrag van Aarhus (zoals blijkt uit naam en Statuten) sinds de eindjaren zeventig heeft gevoerd voor al haar leden en andere omwonenden tegen de overlast die werd en wordt ondervonden van de Awacs-vluchten van vliegbasis Geilenkirchen, eindelijk heeft beëindigd met twee onherroepelijke uitspraken: een inzake beëindiging van de geluidsoverlast en de ander inzake vergoeding van het door alle betrokkenen gedurende deze decennia ondervonden leed en nadeel.

Dat deze strijd niettemin van de zijde van beide departementen onverkort wordt doorgevoerd, blijkt wel uit het feit dat wij inmiddels al genoodzaakt zijn geweest om aan de Voorzieningenrechter van Rechtbank Limburg te verzoeken om onmiddellijke stillegging van alle Awacs-vluchten, alsmede uit het feit, dat (ondanks duidelijke uitnodigingen aan beide departementen) nog altijd niet is gereageerd op ons aanbod om als ‘trait-d’-union’ te fungeren tussen beide departementen en de 180 appellanten die door de Raad in het gelijk zijn gesteld wat betreft de behandeling van hun verzoek om vergoeding. Sterker nog, nadat vruchteloos door I en M is getracht daartoe formulieren op grond van de Beleidsregel nadeelcompensatie te laten invullen via onze gemachtigde, is de behandeling na diens fax van 2 mei stilgevallen.

Het lijkt onmiskenbaar dat ervoor gekozen wordt om weer in de schuttersputjes te gaan met stellingen als zou de Vereniging geen partij of gemachtigde zijn in de schadeprocedures; zou nog steeds de schadeoorzaak moeten worden geduid, en zou in ieder geval geen schadevergoeding kunnen worden toegekend voor besluiten of handelingen van andere ministers, zoals de minister van Defensie, en zou sprake zijn van een verzuim in de aangevoerde bezwaargronden dat eerst nog zou moeten worden hersteld alvorens met de behandeling zou kunnen worden begonnen (brief I en M van 18 april).

Kortom, gedaan wordt alsof er nog helemaal geen stukken gewisseld zijn en geen procedures tot in hoogste instantie zijn gevoerd die niet geëindigd zijn in een bestuurlijke lus met uitnodiging om nog wat vlekjes weg te poetsen, maar in vernietigingen, waardoor alsnog moet gebeuren wat al die jaren ten onrechte niet is gebeurd.

Nog altijd wordt geheel heen gelopen langs de slachtoffers en hun representatieve vertegenwoordiger, en zelfs langs deze uitspraken, zoals ook blijkt uit het recente rapport over geluid en bomenkap van Defensie aan beide Kamers, waarin met geen woord over deze uitspraken wordt gerept doch gewoon weer een volgende bomenkap wordt aangekondigd, zulks ondanks het feit dat op ons verzoek reeds dwangbevelen zijn uitgevaardigd tot herstel van de oude en ter preventie van nieuwe onrechtmatige kap.

De handreiking van onze Vereniging wordt stelselmatig genegeerd, en een kort geding tot stopzetting van alle vluchten is daarvan al een eerste gevolg. Een tweede gevolg zal zijn een schadeclaim op grond van onrechtmatige daad, nu zelfs bespreking over mogelijke compensatie als ware sprake van een rechtmatige daad (in evidente strijd met de veroordelende uitspraken uit 2007, 2010 en thans twee in 2016), systematisch wordt ontlopen, en beide departementen hun verantwoordelijkheid weigeren te nemen en zelfs naar elkaar pogen af te schuiven (zoals door I en M naar Defensie in haar brief van 28 april).

Wij volstaan thans met nogmaals een kopie bij te voegen van de inleidende verzoeken om vergoeding van 22 januari 2013, die blijkbaar ten departemente zoek zijn geraakt. Immers, zoals uit de adressering daarvan blijkt, is door verzoekers de Staat der Nederlanden aangesproken als voor vergoeding aansprakelijke rechtspersoon. En reeds sinds 1994 luidt artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht: “Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender”.

Als vereniging doen wij thans een laatste beroep op u beiden om de realiteit van beide uitspraken eindelijk onder ogen te willen zien.

Reeds op 4 mei 2016 had door Defensie krachtens rechterlijk bevel voorzien moeten zijn in een nieuwe beslissing, waarbij (blijkens uitdrukkelijke overwegingen van de Raad van State) had moeten zijn ingegaan op onder meer:

  • het maximum van de geluidhinder, die door de omwonenden mag worden ondervonden van de Awacs-vluchten vanaf de Nato-vliegbasis in Geilenkirchen (Dld)

Die geluidhinder wordt blijkens de uitspraken van 2007, 2010, en 2016 door de Raad van State terecht uitsluitend bezien in het kader van de ondervonden piekbelastingen, dus in dBA’s. In de procedures is vast komen staan dat daarvoor in Nederland, anders dan in Duitsland, nog steeds geen normen gelden. Mitsdien kan het bevel om in te gaan op het maximum niet anders worden begrepen dan als een last tot het vaststellen van zo’n maximumnorm in dBA’s (waarbij vergelijk met Duitsland uiteraard voor de hand ligt)

  • hoeveel personen reeds gehinderd werden en worden door overschrijdingen van die grenzen

Deze opdracht vergt een nauwkeurige inventarisatie van alle slachtoffers, waarbij de gegevens en hulp van de vereniging en omliggende gemeenten van groot belang zijn

  • de maatregelen die u ter beperking van deze hinder mogelijk acht

Hierbij lijkt in de eerste plaats gedacht te moeten worden aan afdoende isolatiemaatregelen, maar blijkens de overwegingen van de Raad van State valt hierbij bepaaldelijk ook te denken aan toepassing van de bevoegdheden die aan de minister van Defensie zijn verleend door de NATO-binnenvliegregeling, of aan andere maatregelen als andere typen toestellen of motoren, verlegging van de baan, of verplaatsing naar een andere locatie;

  • de kosten van die maatregelen

Hierbij lijkt voor de kosten van isolatie met name van belang het rapport dat op 21 december 2006 door de Staatssecretaris van (toen nog) VROM is overgelegd aan de Tweede Kamer, alsmede voor vergelijkbare bijdragen voor geluidsisolatie buitenlandse luchtvaartterreinen zoals die door appellanten zijn ingebracht ter finale zitting van de Raad van State

  • de consequenties daarvan

Hierbij valt uiteraard te denken aan de nadelen, de schade, materieel en immaterieel, voor appellanten en andere omwonenden.

Uiteraard zijn deze per getroffene verschillend en is een inventarisatie hiervan zonder de professionele bemiddeling van Vereniging en betrokken gemeenten nauwelijks een haalbare zaak.

In ieder geval lijkt de Beleidsregel nadeelcompensatie I en M voor dit doel niet geschikt. Zulks lijkt ook voorzien door de Raad, die in zijn uitspraak daartoe expliciet heeft overwogen, dat deze algemene regeling terugtreedt, indien een specifieke wettelijke regeling of beleidsregel voorziet in vergoeding van de gestelde schade, maar dat, indien de gestelde schade niet onder zo’n specifieke wettelijke regeling of beleidsregel valt, het mogelijk is ter zake van de schade een beroep te doen op de algemene regeling van de Beleidsregel.

In het onderhavige geval lijkt zo’n specifieke maatregel onvermijdelijk. Met name de opdrachten tot vaststelling van de mogelijke maatregelen ter beperking van geluidhinder en de kosten en consequenties van zodanige maatregelen vergen dat het vervolgtraject van beide uitspraken geschiedt in nauwe samenwerking tussen beide betrokken departementen.

 

Uw reactie op ons aanbod tot bemiddeling daarbij zullen wij thans gaarne op korte termijn tegemoet zien.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *